Twee personen links van mij steekt een vrouw uit Duitsland haar zoveelste tabak sigaret aan. Ik kan de geur niet meer verdragen. Ik breng mijn hoofd laag naar de aarde om de rook over me heen te laten passeren en laat mijn blik op de sterren rusten die dansen in het hemelgewelf. Mijn huid, kleding en longen zijn gevuld met stof, rook en tabakslucht, de warmte van het vuur is voelbaar op mijn huid en het geluid van de drum gonst door mijn brein. Dit is niet waar ik moet zijn.
Een week geleden besloot ik, redelijk impulsief, te reizen met Peyote. De Mexicaanse cactus die bekend staat om zijn geestverruimende psychedelische effect. Ik ben bekend met plant-medicijn werk maar niet met Peyote en ik kies over het algemeen heel sporadisch en selectief wanneer en in welke omgeving ik me hiertoe wendt. In tegenstelling tot deze keus, die voortkwam uit een periode van overprikkeling en besluiteloosheid. De nacht was rauw, de boodschap helder: ‘Wat doe je hier? Je hebt hier niets te zoeken!’
Ik kijk om me heen in deze Peyote ceremonie en voel een diepe schaamte opkomen, een schaamte om een ‘gringo’ (buitenlander) te zijn op deze heilige grond die niet de mijne is, om de liederen te zingen die niet de mijne zijn en toegang te hebben tot een medicijn waar vanuit de traditie talloze initiaties en inwijdingen mee gepaard gaan maar wat nu met geld te koop is. Bewustzijnsverruiming, hangt daar een prijskaartje aan?
Ik besef me maar al te goed de ambiguïteit van dit schrijven omdat ik zelf - zowel persoonlijk als professioneel - heel graag put uit talloze tradities die hun oorsprong niet in mijn geboorteland hebben. Mijn verhouding hiertoe is voortdurend in beweging. En nu is dit er: schaamte en ontheemdheid, ontheemd uit mijn lichaam en wezen.
Maar ook: schaamte en helderheid. Want door de heldere ‘NEE’ die door heel mijn lichaam stroomt, vormt de ‘JA’ zich in flikkerende neonletters aan datzelfde hemelgewelf. Een ‘ja’ naar lange ochtenden op het strand, een ‘ja’ naar dansen met mezelf in het licht van de volle maan, een ‘ja’ naar wafels met fruit en koffie, een ‘ja’ naar vertragen, vertragen, vertragen, een ‘ja’ naar siësta's en vooral een ja naar on-ingevuldheid, een hele grote ‘ja’ naar heel dichtbij blijven, dichtbij mij.
Deze ervaring gaat te snel, te rauw, te veel, te vol, het duwt als uiteenzettend beton tegen de grenzen van mijn bewustzijn en ik kan niet blijven. Pas na ruim 28 uur (!) voel ik dat ik weer in mijn lichaam indaal. Ik raak mezelf overal aan en dank mijn lichaam diep, ieder stukje huid, iedere ronding, iedere spanning of ontspanning: ‘Oh, dankje. Dankje, dankje, dankje!’
Dit is mijn medicijn. Mijn lichaam is mijn medicijn. De wijsheid en de traagheid van mijn lichaam zijn mijn medicijn. Wanneer de zon opkomt in de ochtend voel ik dankbaarheid, dankbaarheid voor de klap in mijn gezicht die me helderheid en zachtheid brengt. De klap die me - door me uit mijn lichaam te trekken - terug mijn lichaam in werpt. Dankbaarheid voor het pad van Tantra, waar belichaming centraal staat en waar iedere realiteit, ieder moment, iedere bewustzijnsvorm, haar plek kent.
Vol van stof, met een bonkend hoofd en doorrookte longen loop ik in de loeihete zon de berg af, linea recta naar de zee. Dankbaar voor de moeder, het water en de eindeloze wijsheid van het vrouwelijke.
Na deze ervaring heb ik nagenoeg al mijn plannen hier omgegooid (waarover later meer) en ruimte gemaakt. Ruimte om vooral uit te hangen in dit moment, en dat voelt meer dan goed.
Dus nu vraag ik mezelf bij iedere beweging die ik maak twee dingen:
1. Voedt het me?
2. Kan ik er - met alles in mij - bij blijven?
Als het antwoord op een van deze twee vragen ‘nee’ is oefen ik om stil te staan, tot zich een beweging aandient die op beide vragen ‘ja’ is. Simpel. En zo’n kunst. En als ik op het punt sta een beweging tegen beter weten in te maken, hoe subtiel ook, fluister ik mezelf toe; ‘Het mag zachtjes lieve Chris, het mag zachtjes.’
Wat wil jij jezelf vandaag toefluisteren?
Liefs,
Chris